C04 Het begrip "Elektroforese"

Doel : Aantonen dat colloïdale deeltjes een specifiek vloeigedrag kunnen hebben.

De deeltjes in een colloïdale dispersie bewegen zich over en onder elkaar. Afhankelijk van zijn vorm en specifiek oppervlak biedt elk deeltje in meer of mindere mate weerstand aan de bewegingsmogelijkheid van de omringende deeltjes.

 

 

 

Voorbeeld 1. Veelal gebeurt het dat, naarmate grotere vervormingen worden opgelegd aan het systeem, de “hindering” van een deeltje ten aanzien van de hem omringende deeltjes sterk wordt gereduceerd. Zo is de viscositeit van een opgeroerde verf (hB) lager dan die van een onopgeroerde (hA).

Zo ook wordt een verf gemakkelijk uitgesmeerd met een borstel terwijl diezelfde verf niet druipt wanneer de borstel weggenomen wordt. Bij het borstelen treden immers grote vervormingskrachten op (hB) terwijl de verf in rust enkel de aantrekkingskracht van de aarde ondervindt (hA).

Voorbeeld 2. In enkele gevallen zoeken de deeltjes van een colloïdaal systeem in rust de “dichtste bolstapeling” op. Dit wil zeggen dat kleinere deeltjes zich tussen de grotere gaan nestelen, tot een dichte pakking ontstaat. Om zulke dichte pakking uit elkaar te trekken en te doen “vloeien”, zijn grotere krachten nodig (hA). Zodra de deeltjes over en onder elkaar bewegen, is de viscositeit lager (hB) en vloeien de deeltjes gemakkelijk.

Voorbeeld 3. Sommige formuleerders van colloïdale systemen zijn op de ontwikkeling van een driedimensionale vlokstructuur uit. Zo voorkomen zij dat suspensies gaan sedimenteren of emulsies gaan opromen. Yoghurt, ketchup en dressings zijn daarvan voorbeelden. Zij bezitten een romige of pasteuze structuur waardoor zij heel lang kunnen bewaard worden zonder dat er zich een laag water begint af te scheiden aan het oppervlak (hA). Na krachtig schudden worden de vlokkenstructuren in deze dispersies verbroken, en worden zij vloeibaar en handelbaar (hB).