Doel: introductie van D,L- en R,S-nomenclatuur voor
aminozuren. |
Vlak voorgestelde
structuurformules doen soms vergeten dat het alfa-koolstofatoom in een
aminozuur tetrahedraal is. Wanneer dit alfa-koolstofatoom vier verschillende
substituenten heeft, is het tevens een asymmetrisch koolstofatoom en komen
twee stereo-isomeren voor.
|
|
Dit is het geval voor alle aminozuren,
behalve voor glycine (zijketen is waterstofatoom). Beide spiegelbeelden
- op de illustratie van alanine - kunnen niet op elkaar gelegd worden
en worden D- en L- enantiomeren genoemd. Oplossingen van deze D- en L-
enantiomeren zijn van elkaar te onderscheiden door gebruik te maken van
gepolariseerd licht: beide enantiomeren draaien het vlak van het gepolariseerde
licht in tegenovergestelde richting.
Alhoewel D-aminozuren voorkomen
in de natuur, zijn alle aminozuren die door een organisme als bouwsteen
voor eiwitten gebruikt worden L-aminozuren. Vroeg in de evolutie van het
leven moeten deze L-enantiomeren waarschijnlijk toevallig gekozen zijn.
Een duidelijke verklaring voor deze keuze is er vooralsnog niet.
Een alternatieve nomenclatuur
voor het beschrijven van de absolute configuratie is de R,S-nomenclatuur.
Elke groep ingeplant op het asymmetrische koolstofatoom krijgt hierbij
een prioriteit: OR > OH > NH2 > CH2SH >
COOH > CHO > CH2OH > CH3 > H.
We bekijken
het molecule met de groep met laagste prioriteit (H bij aminozuren) het
verst van ons verwijderd. Als de prioriteit van de overblijvende groepen
in wijzerzin daalt, noemen we de absolute configuratie R (afkomstig uit
Latijn, rectus, rechts). Wanneer de prioriteit in tegenwijzerzin daalt,
is de configuratie S (sinister, links). Voor aminozuren komen D,L-enantiomeren
overeen met de R,S-configuratie. Cysteïne vormt hierop de enige uitzondering.
|