Doel: Verklaren uit welke fracties ruwe olie bestaat,
hoe die fracties gescheiden worden, vertellen welke de voornaamste
toepassing van elke fractie is en welke additieven men aan brandstoffen
toevoegt
|
Ruwe olie
bestaat uit vijf verschillende scheidbare fracties. De scheiding start
door de ruwe olie in een toren op ongeveer 400 °C te brengen, waarna
het mengsel gefractioneerd wordt. De lichte moleculen en die met weinig
interactiecapaciteiten (van der Waals, Coulomb) komen het hoogst in de
toren terecht.
Bij deze
gefractioneerde distillatie wordt gebruik gemaakt van geperforeerde platen,
waardoor het opstijgend gas voortdurend door de neerdalende vloeistof
borrelt. Dit doorborrelingsproces verzekert een zeer goede scheiding.
De verschillende fracties kunnen dan op een bepaalde hoogte afgetapt worden.
Na de raffinage worden alle fracties ontzwaveld en eventueel verder behandeld
in bijkomende raffinages, kraak- en reformeringsinstallaties.
Fractie 1 , heeft een kooktraject
dat lager is dan
150 °C. Deze fractie is zeker niet zuiver. Ze bestaat nog eens uit
een mengsel van verschillende verbindingen waarin men nog twee subfracties
kan onderscheiden: een deel bestaande uit verbindingen die 1 tot 4 koolstofatomen
bevatten (gebruikt voor LPG-gas (Liquified Petroleum, een mengsel van
butaan en propaan)) en een tweede, bestaande uit verbindingen die 4 tot
12 koolstofatomen bevatten. Dit laatste mengsel vormt de basis voor benzine
en bevat ook de naftafractie. Deze nafta zal op zijn beurt gebruikt worden
als grondstof voor het kraken en reformeren (zie verder).
Fractie 2, kookt tussen
150 en 240 °C. Ze bestaat uit moleculen met 9 tot 16 koolstofatomen
en wordt na verdere raffinage gebruikt als oplosmiddel en als brandstof
voor straalvliegtuigen.
Fractie 3, met een kooktraject
tussen 240 en 315 °C, bestaat uit moleculen met 15 tot 25 koolstofatomen.
Daaruit worden verder dieselolie (diesel), lichte stookolie en smeeroliën
bereid.
Fractie 4, heeft een kooktraject
tussen 315 en 375 °C. De moleculen zijn hier al redelijk groot (20
tot meer dan 30 koolstofatomen). Deze fractie wordt gebruikt als zware
stookolie (brandstof voor ketels in fabrieken en grote schepen).
Fractie
5, heeft een kookpunt dat hoger is dan 375 °C. Ook
hier zijn de moleculen groot (tot meer dan 30 koolstofatomen). Deze vijfde
fractie (ongeveer de helft van de ruwe olie !) wordt echter zo optimaal
mogelijk benut.
|
|
Men poogt om zoveel mogelijk lichtere fracties te verkrijgen uit het distillaatresidu.
Daarom wordt dit laatste na de eerste distillatie een tweede keer verwarmd
en gedistilleerd. Dit distillaat wordt op zijn beurt katalytisch gekraakt
(zie verder) en omgevormd tot benzineen dieselingrediënten. Het nieuw
verkregen residu wordt dan nog eens gedistilleerd (maar nu onder verminderde
druk) met vorming van zware stookolie als distillaat. Het eindresidu wordt
aangewend voor dak- (roofing) en wegbedekking.
Nafta
is dus een van de fracties die verkregen wordt bij de raffinage van aardolie.
Een deel ervan wordt gebruikt voor de vorming van hoogkwalitatieve benzine;
een ander deel is het basismengsel voor het kraken en reformeren.
De
ontzwaveling gebeurt door de vorming van waterstofsulfide door omzetting
van de zwavel-verbindingen met het tijdens het kraken gevormde waterstofgas.
Na
de raffinage worden tal van produkten aan de brandstoffen toegevoegd om
die stabieler en beter vloeibaar te maken. Tevens verkrijgen ze hierdoor
anticorrosie-eigenschappen en wordt de verbrandingskwaliteit opgedreven.
Bij
LPG wordt ethaanthiol als waarschuwend geurmiddel toegevoegd.
In benzine worden de loodhoudende anti-klopverbindingen (zoals tetraethyllood)
vervangen door mengsels van tolueen, tert-butylmethylether en
ethanol. Er moeten ook anti-neerslagverbindingen toegevoegd worden om
de sensoren, kleppen, injectoren en controlesystemen voor vervuiling te
vrijwaren. Octadecylamine is zo’n verbinding.
Tertiaire aminen met polyetheenoxideketens houden zowel diesel als benzine
vloeibaar, ook bij zeer lage temperatuur. Deze laatste verbindingen maken
tevens een snelle fasescheiding met water mogelijk. Om polymerisatie van
een aantal brandstofverbindingen (die verstoppingen kunnen veroorzaken)
tegen te gaan,
worden er ook anti-oxidantia (b.v. 2,6-di-tert-butyl-pcresol
of BHT) bijgemengd.
Bij
diesel en lichte stookolie spreekt men niet van het octaangetal
((octaan = C8H18) maat voor de klopvastheid van
benzine. De grootte van het getal komt overeen met het percentage isoöctaan
in een kunstmatig brandstofmengsel van n-heptaan en isoöctaan, dat
in de motor dezelfde anti-klopeigenschappen bezit als de onderzochte benzine.),
maar van het cetaangetal ((octaan = C16H34)
getal dat uitdrukt dat een dieselbrandstof, wat betreft ontstekingskwaliteit,
zich op dezelfde manier gedraagt als een kunstmatig brandstofmengsel van
cetaan en methylnaftaleen).
Normale
dieselbrandstof heeft een cetaangetal van ongeveer 40. Dit is equivalent
aan een mengsel van
40% n-cetaan in methylnaftaleen. Om het cetaangetal te verhogen
voegt men octylnitraat toe. In diesel worden ook biocides (quaternaire
ammoniumverbindingen) en dezelfde anti-oxidantia en detergenten als in
benzine bijgemengd.
Bariumcarboxylaten verminderen de rookproduktie.
Om de wasstructuur (die bij lage temperatuur ontstaat) te breken, voegt
men in de raffinaderij poly-2- penteen toe.
In
het geval van kerosine moet men er enkel voor zorgen dat de brandstof
zeer zuiver en perfect watervrij is. Vliegtuigen vliegen op grote hoogte
bij temperaturen ver beneden het vriespunt; er mag dan ook niets in de
brandstof aanwezig zijn dat de leidingen zou kunnen verstoppen.
|