C06 Het dichtslibben van riviermondingen

Doel : Aantonen welke colloïd-chemische factoren aanleiding geven tot het dichtslibben van riviermondingen.

 

 

Op de illustratie werden twee pijlen aangebracht.
De pijl rechts stelt de stroom voor die uit het binnenland (zoet water) komt en weinig opgeloste zouten bevat. De pijl links stelt het zeewater voor, dat rijk is aan NaCl en MgCl2. Bij de monding komen die twee watertypes met elkaar in contact en vermengen zich.

In het water van de stroom zweven kleine deeltjes klei en organisch materiaal. Om deze partikels bevindt zich een ladingsgordel, die voldoende groot is om afstotend te werken. Als twee deeltjes met elkaar in elkaars nabijheid komen, zorgt die lading er voor dat ze elkaar weer afstoten.

Wanneer nu de ionensterkte van het milieu toeneemt (er komen meer en meer ionen voor in oplossing), dan wordt de ladingsgordel minder krachtig. Daardoor kan die zijn afstotende functie minder goed vervullen en klitten de partikels samen.Wanneer dit een aantal keer gebeurt, worden de deeltjes te zwaar en zakken ze naar de bodem.

Indien niet veelvuldig gebaggerd zou worden, dan zouden alle stromen dichtslibben, met deltavorming tot gevolg.