Op de illustratie werden twee pijlen aangebracht.
De pijl rechts stelt de stroom voor die uit het binnenland (zoet water)
komt en weinig opgeloste zouten bevat. De pijl links stelt het zeewater
voor, dat rijk is aan NaCl en MgCl2. Bij de monding komen die
twee watertypes met elkaar in contact en vermengen zich.
In het water
van de stroom zweven kleine deeltjes klei en organisch materiaal. Om deze
partikels bevindt zich een ladingsgordel, die voldoende groot is om afstotend
te werken. Als twee deeltjes met elkaar in elkaars nabijheid komen, zorgt
die lading er voor dat ze elkaar weer afstoten.
Wanneer nu
de ionensterkte van het milieu toeneemt (er komen meer en meer ionen voor
in oplossing), dan wordt de ladingsgordel minder krachtig. Daardoor kan
die zijn afstotende functie minder goed vervullen en klitten de partikels
samen.Wanneer dit een aantal keer gebeurt, worden de deeltjes te zwaar
en zakken ze naar de bodem.
Indien niet
veelvuldig gebaggerd zou worden, dan zouden alle stromen dichtslibben,
met deltavorming tot gevolg.
|