![](../../../Slide%20Images/Didac%2001/Thumbs/D1%20C01.jpg)
Doel : Aangeven welke de belangrijkste karakteristieken
van een colloïdaal systeem zijn. |
De wereld
van de colloïden bevindt zich tussen die van de moleculaire oplossing
en die van de macroscopisch waarneembare systemen. De deeltjes in een
colloïdaal systeem hebben gewoonlijk afmetingen tussen één
en duizend nanometer. Hieruit vloeien een aantal belangrijke karakteristieken
van colloïdale systemen voort :
|
|
- Hun geringe afmetingen maken
het mogelijk dat zij onderhevig zijn aan de Brownse beweging, waardoor zij
kriskras door elkaar bewegen en met elkaar in botsing treden.
- Door hun geringe afmetingen bezitten de colloïdale deeltjes een groot
specifiek oppervlak (= het oppervlak in verhouding tot het volume). Men
kan zich voorstellen dat 1 gram van een poeder een steeds groter oppervlak
zal bezitten naarmate de poederdeeltjes steeds kleiner worden. Reactiviteit
en interactiemogelijkheid nemen toe met een stijgend specifiek oppervlak.
Probeer maar eens een boomstam in brand te steken. Indien je de boom eerst
tot spaanders zou hakken, zou hij een stuk gemakkelijker tot ontbranding
komen.
- Door hun geringe afmetingen
zullen zij ook op een aparte wijze op het licht inwerken. Dat de wolken
wit zijn, dat sigaretterook blauwig is vóór het inhaleren
en wit bij het uitblazen ervan, zijn voorbeelden van de lichtstrooiing
die colloïdale deeltjes kunnen veroorzaken.
- De wereld rondom ons toont
vele voorbeelden van colloïdale systemen. Zij worden ingedeeld op
basis van de aggregatietoestand van de eigen disperse fase en die van
de continue fase waarin zij zich bewegen :
-
Suspensie : vaste stof in een vloeistof. Vb. verf, slijk.
- Emulsie
: vloeistof in vloeistof. Vb. melk, mayonaise.
- Aërosol
: vloeistof of vaste stof in gas. Vb. rook, spray.
-
Dispersie : verzamelnaam voor suspensie, emulsie, aërosol.
|