R21 Elektrochemische technieken in de elektronica

Doel : aantonen en illustreren dat vele oppervlaktebehandelingen van metalen en niet-metalen op elektrochemische principes berusten

Vele moderne voorwerpen uit het dagelijkse leven hebben oppervlaktebehandelingen ondergaan : autoonderdelen, keukengerei, blikjes voor voedingswaren, bouwmaterialen zoals metalen ramen of metalen dakbedekkingen enz.
Soortgelijke werkwijzen worden toegepast bij devervaardiging van elektronische componenten zoals gedrukte schakelingen, elektrische contacten en condensatoren.
De meeste van dergelijke bewerkingen zijn toepassingen uit de elektrochemie. Aan de hand van de hiernavolgende voorbeelden kunnen we dit illustreren.

1. Het elektrolytisch afzetten van metalen en legeringen.

Het doel van elektrodepositie is een oppervlaktelaag op een metaal aan te brengen zodat de gewenste eigenschappen aan dit oppervlak verkregen worden :
hardheid, erosie- of corrosiebestendigheid, glans enz. Bovendien moet de hechting van deze laag aan het substraat perfect zijn.

Het principe van 'elektroplating' is vrij eenvoudig : elektrolyse. Dus redox-reacties die niet-zelfonderhoudend zijn maar opgelegd worden door een stroombron.
De kathode is het te behandelen object. De anode wordt het best vervaardigd uit een (elektro)chemisch inert materiaal (dure Pt- of Ti-legeringen) of bestaat uit het metaal waarmee de kathode wordt behandeld. Het elektrolysebad is meestal het kritische onderdeel van de cel. Het bevat het geschikte metaalzout. Meestal is het af te zetten metaal aanwezig in een complexe vorm.
Metaalcomplexen vertonen namelijk een grotere oplosbaarheid en stabiliteit dan sulfaten, chlorides of andere zouten. De kunst om het geschikte bad te bereiden zit in de toevoeging van additieven die meestal van organische aard en slechts in geringe concentraties aanwezig zijn. Zij zijn het echter die uiteindelijk instaan voor bepaalde belangrijke eigenschappen die de afgezette laag eventueel moet verkrijgen :

ð Glans : de additieven sturen de microruwheid van de
   
afzetting. In de meeste gevallen is nog niet bekend
   
hoe zij dit doen.

ð Bevochtiging : meestal treedt, tijdens het afzetten
   
van het metaal, waterstofontwikkeling op. Hierdoor
   
kunnen microscopische delen van het oppervlak met
   
dit gas bedekt worden. Doordat de elektrolyse op
   
deze plaatsen onderbroken zou worden, kan dit leiden     tot een geringere hechting. Additieven trachten dit
   
te voorkomen.

ð Structuur van de afzetting : door de inbouw van
   
(fragmenten van) bepaalde organische moleculen kan     de kristalstructuur van de afzetting verstoord
   
worden.
   
Zoiets leidt vaak tot betere eigenschappen van de
   
laag: soldeerbaarheid van elektronische
   
componenten, corrosieweerstand van oppervlakken,
   
hardheid enz.

De dikte van elektrolytische afzettingen
ligt tussen 1 en 100 µm.

2. Het stroomloos afzetten van oppervlaktelagen

Zoals bij elektrodepositie is het hier de bedoeling om metaalionen uit de elektrolyt op het metaaloppervlak te reduceren, zodat de gewenste oppervlaktelaag verkregen wordt.
Bij stroomloos afzetten wordt de drijvende kracht voor de reductie geleverd door een tweede elektroactief bestanddeel van het bad : een reductor. Het te behandelen metaaloppervlak moet daarom voldoende katalytische eigenschappen hebben :
zowel de reductie van het metaal als de oxidatie van de reductor moeten met grote snelheid op dit (katalytische) oppervlak plaats kunnen grijpen.


 

Om de katalytische eigenschappen van het metaaloppervlak te verzekeren, dient dit laatste vaak een activatiebehandeling, een etsstap, te ondergaan : de plaat krijgt een zo groot mogelijke specifieke oppervlakte, olieresten worden verwijderd, enz.

Reductoren die in deze context worden gebruikt zijn H3PO3 en formaldehyd. Aangezien het reducerend vermogen van een reductor eventueel pH-afhankelijk is, speelt de buffering van het bad een even belangrijke rol.
De dikte van de stroomloos afgezette metaallaagjes ligt eveneens tussen 1 en 100 µm.

3. Elektrochemische conversie van oppervlakken

Wanneer een voldoende passieve film op een metaaloppervlak ligt, kan een grote graad van corrosiebestendigheid, een betere elektrische isolatie of een fraaier uitzicht bereikt worden. Typerend voor deze techniek is dat men hierbij oxides, chromaten en fosfaten van het metaal aan het oppervlak vormt.

ð Het anodiseren van aluminium :
   
Bij het anodiseren wordt de buitenste laag van het
   
metaal omgezet in zijn oxide.
   
Titaan, koper, staal, tantaal en niobium worden op
   
deze manier behandeld.
   
Het economisch belangrijkste proces is evenwel het
   
anodiseren van aluminium. Het metaal wordt hiertoe
   
ondergedompeld in een oplossing van zwavelzuur,
   
fosforzuur of oxaalzuur en als anode geschakeld aan
   
de stroombron.


   
De halfreacties die hierbij een rol spelen zijn :



   
De globale, door de elektrische stroom opgelegde
   
redox-reactie wordt dan :



   
De benodigde stroomintensiteit schommelt hier
   
tussen 1 en 100 A/m2. Naargelang van de duur van
   
de anodisering kunnen laagdiktes verkregen worden
   
van 2 µm (bij condensatoren) tot 100 µm (bij
   
bouwmaterialen).

ð Het fosfateren :
   
Fosfaatoppervlakken dienen meestal als grondlaag
   
voor verdere afwerking met behulp van verf of van
   
organische coatings. De corrosieweerstand en
   
hechting van de verflaag wordt, door de
   
aanwezigheid van de grondlaag, drastisch verbeterd.
   
De belangrijkste toepassingen zijn : het fosfateren
   
van staal en van aluminium voor de automobiel- en
   
de bouwnijverheid. De chemische en
   
elektrochemische fenomenen die plaatsgrijpen tijdens     de fosfateringsstap zijn complex en nog lang niet
   
eenduidig gekarakteriseerd. Deze technologie is
   
eerder gebaseerd op ervaring dan op
   
wetenschappelijke kennis.

ð Het chromateren :
   
Ondanks hun toxiciteit worden chromaatoplossingen
   
veelvuldig gebruikt om beschermende en decoratieve
   
lagen aan te brengen op voornamelijk aluminium en
   
zink.
   
De voornaamste toepassing vindt men in de
   
voedingsnijverheid, nl. aluminiumblikjes.
   
Vanwege de toxiciteit van chromaten tracht men
   
meer over te gaan naar chromofosfateren of
   
fosfateren.