Doel : voor- en nadelen illustreren van oppervlaktebehandeling
als bestrijding van atmosferische corrosie. |
Op basis
van onze kennis over metaalaantasting kunnen we een aantal behandelingen
bedenken waarmee we een meer gelijke strijd met de corrosie kunnen aanbinden.
We kunnen veranderingen aanbrengen aan :
- het anode-oppervlak
of aan de anodische halfreactie
- het kathode-oppervlak
- de elektrolyt
- de aard
van de oxidator
- de geleiding
van de elektronen
Tot de eerste categorie van bestrijdende maatregelen behoort de afscherming
van het metaal door een dunne laag verf (verlakken), zink (galvaniseren)
en tin (vertinnen).
Om de schema's op illustratie R13 goed te kunnen volgen, is het van groot
belang rekening te houden met de volgorde van de normreductiepotentialen
voor de betrokken halfreacties :
Normreductiepotentialen
voor enkele halfreacties besproken bij de illustraties R13 en R14
|
|
In het
geval van de galvanisering van ijzer speelt zink, dat behoort tot een
halfreactie met een groter reducerend vermogen (zie hierboven) dan het
redoxkoppel Fe2+/Fe, een dubbele rol.
Wanneer de voorwaarden voor atmosferische corrosie vervuld zijn, zal het
flinterdunne (0,1 tot 0,5 mm) zinklaagje eerder aangetast worden dan ijzer,
tenzij er zich kinetische complicaties voordoen. Het aantastingsmechanisme
voor zink is overigens analoog aan dat voor ijzer.
Het grote voordeel van deze behandeling met zink komt echter vooral tot
uiting wanneer door microscopisch kleine aantastingen van de zinklaag
ijzer aan het oppervlak verschijnt. Fe2+-ionen, eventueel in
geringe mate aanwezig, behoren tot een halfreactie met een geringer reducerend
vermogen dan Zn. Bij deze Fe2+- ionen en Fe bevindt zich dan
ook het kathode-oppervlak met zeer geringe oppervlakte. Vergelijk met
de situatie van het Cu-Fe-contact dat bij illustratie R12 besproken wordt.
De zinklaag
fungeert als anode en zal, gezien haar zeer groot oppervlak, homogeen
aangetast worden over een grote zone. Het ijzer onder de zinklaag wordt
ongemoeid gelaten en i.p.v. lokale, diepe aantasting van ijzer zelf treedt
een verspreide gelijkmatige aantasting van zink op. Ondanks de zeer geringe
dikte van de laag is zink zo in staat om gedurende een zeer lange tijd
bescherming te bieden aan het ijzer of het staal.
In de
voedingsindustrie wordt veelal gebruik gemaakt van 'blikjes' ('tins')
die bestaan uit vertinde dunne ijzerplaatjes. Hierbij wordt een zeer dun
laagje Sn aangebracht. Sn, dat een heel wat geringer reducerend vermogen
heeft dan Fe (zie hierboven), is dan ook corrosiebestendiger dan ijzer.
Het nut van de tinbehandeling is dus evident : zie illustratie R13, rechterdeel.
Toch is
het gebruik van tin als anticorrosiemiddel niet zonder gevaar. Indien
een tinlaagje doorbroken wordt (door krassen of door lokale corrosie)
, kan het onderliggende Fe wel door O2 (in water opgelost)
geoxideerd worden. Aangezien het oppervlak van de Fe-anode meestal veel
kleiner is dan het kathodisch oppervlak, kan op het blootgestelde ijzer
sterk lokale aantasting optreden.
Een tinlaagje biedt dus een prima bescherming zolang het niet beschadigd
wordt. Zodra ijzer dan wel voor atmosferische corrosie beschikbaar is,
zal deze veel sneller verlopen.
Het uitgebreide gebruik van vertinning in de voedingsnijverheid is te
danken aan het feit dat de binnenkant van bijvoorbeeld conservenblikjes
zelden gekrast of beschadigd wordt. Onaangetaste tinlaagjes bieden een
degelijke bescherming tegen corrosie. Bovendien zijn Sn2+-ionen
die eventueel in geringe mate tevoorschijn komen bij beschadigde blikjes,
gelukkig niet zo toxisch.
|