Doel : Het verstrooiingsexperiment van E. Rutherford
toelichten. |
Het denkbeeld
uit de Griekse oudheid dat atomen de elementaire bouwstenen van stoffen
vormen (“atomos” = ondeelbaar), heeft in het begin van de
twintigste eeuw plaatsgemaakt voor de erkenning dat atomen een “inwendige
structuur “ hebben en dat ze, zeer vereenvoudigd gesteld, uit een
centrale, zeer kleine, positief geladen atoomkern met omringende elektronen
bestaan.
|
|
Cruciaal
voor dit nieuwe denkbeeld is een verstrooiingsexperiment van E. Rutherford
(1906) waarin een dunne metaalfilm met alfadeeltjes beschoten werd. De
meeste deeltjes bleken recht door de folie te vliegen. Sommige deeltjes
werden echter zeer sterk afgebogen.
Om deze waarnemingen
te kunnen verklaren, diende Rutherford een zeer kleine, positieve kern
te veronderstellen waaraan de invallende deeltjes afgebogen werden.
Andere, toen
gangbare modellen (bv. Thomson-krentenbollenmodel ) konden het zeer sterk
afbuigen van de banen niet verklaren.
|