De afgeleide
evenwichtswetten vereisen dat een systeem als gesloten moet worden beschouwd,
zodat er geen materie-uitwisseling met de omgeving optreedt. We beschouwen
eenvoudigheidshalve ook waterige oplossingen en hun reageerbuizen of bekerglazen
als gesloten systemen.
Daarbij hebben we verondersteld dat het ontsnappen van opgeloste gassen
of het verdampen van vloeistoffen te verwaarlozen is.
Op illustratie
E26 wordt het resultaat getoond van een evenwichtsmengsel dat van een
gesloten systeem evolueerde naar een open systeem. Het voorbeeld toont
de vorming van druipstenen of stalagmieten in grotten.
Regenwater bevat, naast eventuele andere zuren, ook een hoeveelheid H2CO3.
Bovengronds of ondergronds wordt dit doorsijpelende water nog verder aangerijkt
met CO2, vooral wanneer het water door humusrijke bodems moet.
De partiële druk van CO2 wordt daardoor voortdurend groter.
Men kan dergelijk water voorstellen als spuitwater in een gesloten fles.
Wanneer deze H2CO3- oplossing in contact komt met
kalkgesteente, kan de volgende reactie plaatsvinden :
Een sterker zuur (H2CO3) kan een zwakker zuur (),
al dan niet gedeeltelijk, uit zijn zout verdrijven. In dit concrete geval
gaat dit, zoals de eerste reactie-vergelijking het uitdrukt, gepaard met
de omzetting van een weinig oplosbare verbinding in een meer oplosbare.
Deze ionen spoelen vervolgens weg, eerst in ondergrondse, daarna in bovengrondse
rivieren. Dit leidt dan tot de vorming van holten of grotten en tot hard
water.
We blijven
nog even in een grot. Het weggespoelde CaCO3 heeft plaats gemaakt
voor water en lucht.
Hierdoor kunnen er lucht- en vloeistofstromen ontstaan die het gesloten
systeem omvormen tot een open systeem. Deze
“openstelling” heeft hier wel spectaculaire gevolgen. Het
speciale aspect heeft te maken met de vrij geringe oplosbaarheid van CO2
in water en met de invloed van de temperatuur op die oplosbaarheid. Om
het fenomeen te verklaren keren we terug naar de reeds gebruikte vergelijking
van de evenwichtsreactie die we nu als volgt herschrijven :
Deze schrijfwijze
komt essentieel op de voorgaande neer, maar legt meer de nadruk op de
instabiliteit van koolzuur en op de geringe oplosbaarheid van koolstofdioxidegas.
Een deel van het weinig oplosbare CO2-gas kan, in de open grotruimte,
ontsnappen aan het evenwichtssysteem. Het volstaat dat de temperatuur
er iets hoger is, waardoor de oplosbaarheid van CO2 afneemt.
De uitdrukking
van de evenwichtsconstante ziet er als volgt uit :
|
|
Hierbij houdt men geen rekening met het oplosmiddel en met de vaste stof.
Wanneer het
CO2 mee verdwijnt met de luchtstroom, daalt de grootte van
de noemer, bijgevolg moet de teller ook dalen om aan de evenwichtsvoorwaarde
te voldoen.
De evenwichtsreactie zal dus naar links verschuiven.
Er moet CaCO3-neerslag gevormd worden! Dit kalkneerslag wordt
dus gevormd zodra het doorsijpelende water aan de open lucht komt. Dit
doet zich voor in grotten en daar vind je dan ook de typische hangende
druipstenen (stalagtieten).
Op analoge
wijze ontstaan, op de bodem van een grot, de staande druipstenen (stalagmieten).
In beide gevallen ontstaan indrukwekkende kalkgestalten die soms gekleurd
zijn door de aanwezigheid van andere neergeslagen zouten. Ze zijn dus
het mooie resultaat van een eeuwenlange verstoring van een chemisch
evenwicht.
Dit wonderbare
natuurverschijnsel doet zich echter ook dagelijks voor in onze keuken,
nl. de vorming van kalkneerslag in kookpotten en kooktoestellen. Er is
eveneens een afzetting van kalk op de binnenwand van koffiezetapparaten,
elektrische boilers, vaatwasmachines, ... Zo’n neerslagvorming treedt
uiteraard vooral op bij gebruik van hard water.
Dit water bevat veel calcium- en magnesiumionen, samen met waterstofcarbonaat-ionen.
Het moet je toch al opgevallen zijn dat dit ketelsteeneuvel zich vooral
manifesteert bij de verwarming van dit harde water! Daarom is
het ook begrijpelijk dat was- en vaatwasmachines bij voorkeur werken met
regenwater of met “verzacht” water. Voor het ontkalken van
een apparaat past men een reactie toe die we van de natuur geleerd hebben.
We gebruiken een sterker zuur, zoals mierezuur of azijnzuur, om het onoplosbare
carbonaat om te zetten in het oplosbare waterstofcarbonaat.
In de keuken
vinden we nog andere gelijkaardige toepassingen.
Denk maar aan het gebruik van bakpoeder of natriumwaterstofcarbonaat.
In het water, dat in het deeg aanwezig is, lost dit goed oplosbare zout
op.
In het licht zure deeg, ontstaat eerst koolzuur :
Bij verwarming
van het deeg verschuift het evenwicht van de volgende reactie naar rechts
zodat het koolstofdioxide ontsnapt uit het waterige milieu :
Deze gasontsnapping zorgt ervoor dat het deeg begint te rijzen.
|